Regievoering: nieuwe taak binnen de inburgering
Regievoering: een nieuwe taak binnen de inburgering
In de nieuwe inburgeringsplannen die minister Koolmees voor 2022 heeft aangekondigd staat dat geméénten de regie op inburgering moeten gaan nemen. In de huidige situatie is de statushouder verantwoordelijk voor zijn eigen inburgering en dit heeft tot bedroevende resultaten geleid. De NL taal is voor velen lastig te leren, van participatie is weinig sprake, werk wordt amper gevonden en er zijn forse gezondheidsproblemen. Het vertrekpunt van de huidige wetgeving: inburgeren is de eigen verantwoordelijkheid van de statushouder, werkt duidelijk niet.
Dit gaat dus veranderen: vanaf 1 januari 2022, bij de invoering van de nieuwe Inburgeringswet, is het uitgangspunt dat inburgering alleen succesvol kan worden aangepakt met inzet van verschillende partijen en disciplines bij het ondersteunen van de statushouder. Je zou kunnen opmerken dat dit in de huidige aanpak ook al gebeurt. Voor een deel klopt dat, maar van een doelmatige en gerichte samenwerking tussen overheid en organisaties is echter nauwelijks sprake. Veel organisaties die bij inburgering betrokken zijn zetten zich weliswaar naar eer en geweten in, maar werken vanuit hun eigen visie en programma, niet afgestemd met andere betrokkenen of de statushouder. Resultaten worden niet gemeten en geëvalueerd. De eigen organisatie en (financiële) belangen hebben al te vaak prioriteit. Partijen voeren haast solistisch hun programma uit. Het is een soort van 100 meter voor gedesoriënteerden; na de start stuift iedereen alle kanten op.
Daarnaast kun je je afvragen of er voldoende gekeken wordt naar de wijze waaróp de statushouder geholpen wordt zijn weg te vinden in de NL-samenleving. In hoeverre staat de statushouder centraal? En wat betekent dat: ‘de statushouder centraal stellen’? Voor veel statushouders is het verblijf in ons land op onderdelen erg wennen of zelfs teleurstellend. De NL taal is voor velen moeilijk te leren, waardoor men weer aansluiting mist bij de samenleving. En voorts is de inrichting van onze samenleving ingewikkeld; waarden, normen, arbeidsmoraal, wet- en regelgeving komen vaak niet overeen met die uit het land van herkomst. Verwachtingen die statushouders hadden bij hun komst naar NL komen meestal niet uit, zijn niet realistisch of staan zelfs haaks op de situatie die ze in Nederland aantreffen. Bovendien blijkt: hoe ouder de statushouder, hoe moeilijker het aanpassingsproces. Vrouwen zitten over het algemeen in een achterstandspositie.
En toch zijn er ook universele waarden en normen waarop mensen elkaar kunnen vinden. De vraag is dus wat de boventoon zou moeten krijgen bij het centraal stellen van de statushouder. En dan geeft de nieuwe wet nog aan dat werk boven inburgeren gaat! Wat houdt dat dan in?