Maatschappelijke begeleiding statushouders
Maatschappelijke begeleiding statushouders
- Inleiding:
De Rijksoverheid en VNG stellen dat het voor gemeenten belangrijk is dat statushouders zelfredzame burgers worden die kunnen participeren in de samenleving. Een statushouder die niet goed landt zal afhankelijk blijven van gemeentelijke voorzieningen en onvoldoende aansluiting bij de samenleving vinden. Uit onderzoek blijkt dat vooral in het eerste jaar begeleiding richting zelfredzaamheid cruciaal is. Het gaat hierbij om ondersteuning bij het regelen van praktische zaken zoals het aanvragen van huurtoeslag en bijstand tot het wegwijs maken in het reguliere aanbod van voorzieningen in Nederland.
Om zelfredzaam en (financieel) onafhankelijk te worden is het voor statushouders eveneens van belang om uit de bijstand te komen. Om dat te bereiken is het zaak om van meet af aan een traject uit te zetten naar werk en/of opleiding. Een intensieve en integrale aanpak zorgt voor een snellere integratie van statushouders.
In de huidige wetgeving wordt de verantwoordelijkheid van participeren vrijwel geheel bij de statushouder neergelegd en voelden de gemeenten minder noodzaak invulling te geven aan hun begeleiding. De praktijk heeft echter uitgewezen dat dit beleid haaks staat op het belang van zelfredzame en participerende statushouders. Zij zakten massaal voor hun inburgering of kregen vrijstelling zonder een vervolgtraject, participeren amper en vinden uiterst moeizaam werk (28% heeft betaald werk na 6 jaar, waarvan > 75% tijdelijk en voor 65% in deeltijd!). De Nederlandse taalvaardigheid is voor velen te laag om te participeren, aan werk te komen of een opleiding te volgen. Veel statushouders hebben moeite aansluiting te vinden bij de Nederlandse samenleving. Voor oudere statushouders is het vaak (nog) moeilijker zich aan te passen dan voor jongeren.
- Hoe ziet maatschappelijke begeleiding van statushouders eruit?
In de aangekondigde nieuwe inburgeringswet van minister Koolmees wordt de verantwoordelijkheid voor een geslaagd inburgeringstraject weer voor een belangrijk deel bij de gemeente gelegd, in de vorm van regievoering. De gemeente is o.a. verantwoordelijk voor het afnemen van een brede intake en het opstellen van een Persoonlijk Inburgeringsplan, het PIP. De maatschappelijke begeleiding staat ten dienste van de uitvoering van het PIP.
In de praktijk worstelen veel gemeenten hiermee. In dit artikel worden tips en uitgangspunten meegegeven waarmee de maatschappelijke begeleiding van begin af aan goed ingezet kan worden.
- Het vraagstuk:
Gemeenten kopen de maatschappelijke begeleiding veelal in bij maatschappelijke organisaties als Vluchtelingenwerk, Humanitas of lokale welzijnsorganisaties. Die begeleiding is vaak inhoudelijk niet duidelijk gedefinieerd en wordt meestal uitgevoerd door vrijwilligers, al dan niet ondersteund door een beroepskracht. Wat maatschappelijke begeleiding precies inhoudt is meestal niet of onvoldoende geformuleerd en afgestemd. Hoe de begeleiding programma-inhoudelijk uitgevoerd moet worden is nog minder helder.
- Het antwoord
4.1 Inhoud
Bij maatschappelijke begeleiding zouden de volgende onderwerpen centraal moeten staan:
- Bewustwording dat ‘maximale participatie naar vermogen’ centraal staat binnen de inburgering.
- Voorbereiden op het wonen in Nederland door te leren wat er zoal nodig is als je hier woont en ook hoe je verschillende zaken die met wonen samenhangen kunt organiseren
- Inzicht in de Nederlandse en lokale samenleving en leren hoe je daar als statushouder in participeert.
- Inzicht in de culturele verschillen tussen het land van herkomst en de Nederlandse samenleving en leren hoe je daar als statushouder mee omgaat.
- Oriëntatie op wonen, leven, (vrijwilligers)werk en opleiden door zelf als statushouder een realistisch doel te stellen en de eerste stappen te zetten op weg naar het beoogde doel.
Sleutelwoorden bij deze onderwerpen zijn verwachtingsmanagement en het werken van een duidelijk kader. Van belang is in beeld te hebben welke verwachtingen de statushouder heeft in relatie tot wonen, zorg, financiën, werk, onderwijs, integreren, opvoeding van kinderen, etc. Zijn dit reële verwachtingen? En heeft de statushouder een realistisch plan om zijn doelen te bereiken? Past het plan binnen de gestelde wettelijke kaders?
4.2 Leren door te doen
Uitgangspunt van de maatschappelijke begeleiding is dat de statushouder het snelste leert door het opdoen van concrete ervaringen en daarop te reflecteren. Dat vraagt ook iets van de maatschappelijk begeleiders. Die moeten bereid en in staat zijn leersituaties te creëren waar statushouders eigen ervaringen opdoen (positieve, maar wellicht ook negatieve). Ervaringen die hem doen ontdekken wat hij kan en wat hij nog moet bijleren. Deze visie vraagt van de maatschappelijk begeleider dat de statushouder vooral wordt gestimuleerd om zelf in de Nederlandse samenleving aan het werk te gaan en zo snel als mogelijk leert ‘zijn boontjes te doppen’. Daarbij geeft de maatschappelijk begeleider zo min mogelijk ‘antwoord op de vraag’ en bedenkt dus niet de oplossingen die de statushouder zelf had kunnen bedenken. Laat staan dat de maatschappelijk begeleider eigenhandig oplossingen aandraagt of problemen voor de statushouder oplost! De maatschappelijk begeleider is niet een uitvoerder, maar de coach van de statushouder.
- Fasering:
De maatschappelijke begeleiding start bij voorkeur vanaf de dag dat de statushouder gekoppeld is aan de gemeente of anders de eerste dag bij vestiging in de gemeente.
Om deze begeleiding succesvol te laten zijn is echter meer nodig en daarover is de laatste tijd het nodige gepubliceerd. Zo is er de Piëzo-methode ontwikkeld. Deze methode gaat uit van 5 fasen:
- Fase 0: Op orde krijgen van de thuis- en gezinssituatie, vergroten van de vertrouwensband tussen begeleider en statushouder en vergroten van de maatschappelijke zelfredzaamheid. Dit is de fase waarin veel geregeld moet worden en de behoefte aan praktische informatie en ondersteuning het grootst is.
- Fase 1: Meedoen aan activiteiten die passen bij de statushouder, opbouwen van een positieve en zinvolle dag-invulling en start van de ontwikkeling in taal en andere vaardigheden.
- Fase 2: Lerend vrijwilligerswerk, gericht op vrijwilligers- en werknemersvaardigheden.
- Fase 3: Vrijwilligerswerk doen of stage lopen bij een organisatie, gericht op ontwikkeling naar werk en/of opleiding.
- Fase 4: Gerichte begeleiding naar betaald werk en/of een opleiding.
Deze fasen geven volgordelijk aan hoe de maatschappelijke begeleiding vorm en inhoud te geven, afhankelijk van motivatie, mogelijkheden, kennis en kunde van de statushouder. Maatwerk dus, per statushouder verschillend qua inhoud, volgorde in fasen (duaal of juist niet) en tijdspad.
- Leidende rol van het PIP:
In de aangekondigde nieuwe wetgeving is het PIP (op te stellen binnen 10 weken na binnenkomst gemeente) leidend in dit traject en wordt er een regievoerder aangesteld. Dit betekent dat de regievoerder een belangrijke stempel drukt op het uit te voeren plan. Hier is dus al een groot verschil met de huidige uitvoering van de inburgeringswet.
Het PIP is leidend, voor iedereen! Wat houdt dit in voor de betrokken organisaties, gemeente en, niet in de laatste plaats, de vrijwilligers?
Allereerst duidelijkheid over de totstandkoming van brede intake, PIP en regievoering. Een PIP is een startdossier (dus niet statisch) van waaruit gewerkt wordt, met korte en lange termijn doelen en waarin alle leefgebieden van de statushouder zijn meegenomen. Het is de leidraad waarlangs iedere ondersteuner werkt die bij de statushouder betrokken is.
Voordat het PIP wordt opgesteld zijn er al meerdere personen bij de statushouder betrokken, zoals: de ambtenaar die de uitkering regelt, de regievoerder, de vrijwilliger die de statushouder wegwijs maakt in en om het huis. Verder hebben ook de huisarts, maatschappelijk werker, COA medewerker of andere beroepskracht mogelijk al voor het PIP kunnen kennismaken met de statushouder.
Belangrijk is dat ook zij signalen kunnen afgeven over eventuele bijzonderheden waarmee de regievoerder rekening dient te houden. Communicatielijnen binnen de gemeente (intern en met het lokale maatschappelijke veld) zullen dus kort en helder moeten zijn, evenals een informatie-overdrachtsprotocol. Welke informatie kan hoe gedeeld worden? Wanneer en hoe moet de statushouder daarvoor zijn toestemming geven?
- Rol en positie van de maatschappelijk begeleider:
Een belangrijk punt is de positionering van de maatschappelijk begeleider in het krachtenveld van de inburgering. Deze begeleider is veelal iemand die zich op vrijwillige basis inzet voor de statushouder. De praktische ondersteuning vormt een groot deel van de maatschappelijke ondersteuning. Tegelijkertijd is de rol van de maatschappelijk begeleider als bewegwijzeraar, steun en toeverlaat, als signaleerder en doorverwijzer, bemiddelaar en belangenbehartiger net zo belangrijk. Deze rollen lijken misschien minder zichtbaar, maar vormen op de achtergrond de ruggengraat van de maatschappelijke begeleiding. Zaak is dat de maatschappelijk begeleider op gelijkwaardig niveau naast de statushouder staat om ondersteuning te bieden; iemand dus waarop de statushouder te allen tijde kan terugvallen. Deze begeleiders lopen de gaten dicht die het systeem laat vallen en laten medemenselijkheid vooropstaan in de begeleiding. Belangrijk is dus dat de maatschappelijk begeleider een ‘status’ heeft binnen de keten van inburgering.
- Tot slot: belangrijke aandachtspunten:
Dit schrijven wil een eerste aanzet geven tot het verder uitwerken van de maatschappelijke begeleiding in een programma dat duidelijk is voor alle betrokkenen. Per onderwerp moeten zaken worden uitgewerkt en afgestemd. Belangrijke aandachtspunten zijn:
- Positioneer de maatschappelijk begeleider. Zorg voor een nauwe samenwerking en afstemming tussen de regievoerder en maatschappelijk begeleider.
- Voortdurend het PIP als vertrekpunt nemen en afstemmen met organisaties! Wie doet wat? Werken vanuit een opdracht (PIP) is anders dan werken vanuit ieders individuele visie, standpunt, belang of doelstelling. Samenwerken in samenhang en in elkaars verlengde, gelijkwaardigheid in contact tussen statushouder, beroepskracht en vrijwilliger. Houd je bij je leest: dit betekent waar nodig doorverwijzen en/of bijstellen van het PIP.
- De methodiek van werken geldt voor iedereen. Vertrekpunt is activering van begin af aan. Toewerken naar maximale participatie, het liefst door betaald werk.
- Leren door doen!
- Sturen op de verblijfsintentie, verwachtingen en ontwikkeling van de statushouder en planmatig werken. (vraag de statushouder: ‘wat wil je binnen nu en 3 jaar bereiken?’).
- Werk met vaste begeleiders.
- Resultaat- en tijd gericht Voortdurende monitoring/rapportering. Niet vrijblijvend, handhaaf waar nodig. Zorg voor een afgestemd programma en dito agenda.
- Neem de statushouder en het einddoel dat gesteld wordt binnen de wet als vertrekpunt! Stel haalbare doelen (naar vermogen) en werk gefaseerd. Richt je op hetgeen bereikt moet worden en bekijk daarna hoe dit past binnen wettelijke kader en bestaande structuren.
- Eigenaarschap; duidelijkheid over wie waarover verantwoordelijk is op onderdelen uit de PIP.
- Heldere kaders (Participatiewet, Inburgeringswet); wat kan wel/niet?
- Preventieve gezondheidsprogramma’s inzetten (b.v. Mindspring). Onderzoek wijst uit dat statushouders meer gezondheidsproblemen hebben dan gemiddeld genomen.
- Betrekken van directe woonomgeving van de statushouder en lokale samenleving. Integratie komt van meerdere kanten!
- Financiële zelfredzaamheid, MAP en PVT lopen parallel mee met de maatschappelijke begeleiding. Bereid de statushouder tijdig voor op het eindgesprek MAP en PVT.
- Zorg voor voldoende en snel in te vullen vrijwilligerswerk en stage- en werkervaringsplekken, ook voor Z-routers en vrouwen!
- Aandacht voor minimaal benodigde kennis en kunde van vrijwilligers en beroepskrachten – gezamenlijke deskundigheidsbevordering en training.
- Bij verhuizing vanuit de COA-opvang naar de gemeente bestaat een risico op financiële problemen bij de statushouder. Zorg ervoor dat processen en voorzieningen binnen de gemeente op elkaar aansluiten en verstrek desgewenst een voorschot op de uitkering of laat nagaan of de toeslagen tijdig en correct zijn aangevraagd.
- Regel kinderopvang.
- Zorg voor een inhaalslag bij de ‘Ondertussengroep’ op onderdelen waarin achterstand is opgetreden.
Bronnen:
- Workconnection – Het Onner model.
- WRR – Policybrief ‘Geen tijd te verliezen’.
- VNG – Factsheet – Integratie en Participatie voor gemeenten. Wijzigingenoverzicht nieuwe Wet inburgering.
- Mo visie – De effectiviteit van de Piëzo Methodiek.
- SCP – Opnieuw beginnen.
- NCOD – Routekaart Inburgering 2021
- Trouw – artikel ‘Maatschappelijke begeleiding statushouders komt in de knel door nieuwe inburgeringswet’.
- Significant Public – blog ‘Maatschappelijke begeleiding, van praktische hulp tot medemenselijkheid’.